Het schrille contrast tussen de reactie van Nineve en Sodom op Jehova Gods waarschuwing
Wat betekent het om ten val gebracht te worden? In informele zin betekent het om te verdwijnen. Maar op welke manier? Wie zou een hele stad ten val kunnen brengen? Het is natuurlijk onmogelijk voor de mens om zo’n handeling uit te voeren. Deze mensen waren geen dwazen; zodra ze deze verkondiging hoorden, begrepen ze het. Ze wisten dat deze van God afkomstig was; ze wisten dat God Zijn werk zou uitvoeren; ze wisten dat hun goddeloosheid Jehova God woedend had gemaakt en Zijn toorn op hen had doen neerkomen, zodat ze spoedig met hun stad zouden worden vernietigd. Hoe gedroegen de mensen in de stad zich nadat ze Jehova’s waarschuwing hadden gehoord? De Bijbel beschrijft in precies detail hoe deze mensen reageerden, van hun koning tot de gewone man. Zoals in de Schrift staat: “De inwoners van Nineve geloofden God. Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan. Toen de koning van Nineve ervan hoorde, stond hij op van zijn troon. Hij deed zijn mantel af en trok een boetekleed aan, waarna hij berouwvol op de grond ging zitten. De koning liet op zijn bevel en dat van zijn edellieden het volgende omroepen en bekendmaken: ‘Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten een boetekleed aantrekken en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. …”
Na het horen van de verkondiging van Jehova God toonden de mensen van Nineve een houding die volkomen tegengesteld was aan die van het volk van Sodom – het volk van Sodom verzette zich openlijk tegen God en dat ging van kwaad tot erger, maar na deze woorden te hebben gehoord, negeerden de Ninevieten de zaak niet en ze verzetten zich ook niet; in plaats daarvan geloofden ze God en verklaarden dat ze zouden vasten. Waar verwijst “geloofden” hier naar? Het woord zelf suggereert geloof en onderwerping. Als we het feitelijke gedrag van de Ninevieten gebruiken om dit woord uit te leggen, betekent dit dat zij geloofden dat God kon en zou doen wat Hij zei, en dat zij bereid waren zich te bekeren. Voelden de inwoners van Nineve angst voor dreigende rampen? Het was hun geloof dat angst in hun hart bracht. Welnu, wat kunnen we gebruiken om het geloof en de angst van de Ninevieten te bewijzen? Het is zoals de Bijbel zegt: “Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan.” Dit wil zeggen dat de Ninevieten echt geloofden, en dat uit dit geloof angst voortkwam, wat toen leidde tot vasten en het aantrekken van een boetekleed. Zo hebben zij het begin van hun berouw getoond. In volledige tegenstelling met de mensen van Sodom, hebben de Ninevieten zich niet alleen niet tegen God verzet, ze toonden ook duidelijk hun berouw door hun gedrag en daden. Natuurlijk was dit niet alleen van toepassing op het gewone volk van Nineve; hun koning was geen uitzondering.
De bekering van Nineve’s koning verdient de lof van Jehova God
Toen de koning van Nineve dit nieuws hoorde, stond hij op van zijn troon, trok zijn mantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten. Hij verkondigde toen dat niemand in de stad iets mocht eten en dat geen vee, lammeren en ossen zouden grazen of water zouden drinken. Mens en vee moesten een boetekleed aantrekken; de mensen richtten gemeende smeekbeden tot God. De koning riep ook uit dat ieder van hen het slechte pad zou verlaten en het geweld uit zijn handen zou laten varen. Deze reeks van daden geeft aan dat de koning van Nineve blijk gaf van zijn oprechte berouw. De reeks daden die hij ondernam – hij kwam van zijn troon, trok zijn koningsmantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten – vertelt de mensen dat de koning van Nineve zijn koninklijke status opzij zette en net als het gewone volk een boetekleed droeg. Dit wil zeggen dat de koning van Nineve zijn koninklijke functie niet gebruikte om zijn slechte daden of het geweld van zijn handen voort te zetten nadat hij de aankondiging van Jehova God had gehoord; hij legde juist het gezag dat hij bekleedde neer en had berouw tegenover Jehova God. Op dit moment had de koning van Nineve geen berouw als koning; hij was voor God gekomen om zijn zonden te belijden en er berouw voor te hebben als een gewoon onderdaan van God. Bovendien vertelde hij ook de hele stad dat ze tegenover Jehova God hun zonden moesten belijden en er berouw voor moesten hebben op dezelfde manier als hij; bovendien had hij een specifiek plan hoe dat te doen, zoals te zien is in de Schrift: “Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. … en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen.” Als heerser van de stad, bezat de koning van Nineve de allerhoogste status en macht en kon hij alles doen wat hij maar wilde. Toen hij te maken kreeg met Jehova Gods aankondiging, had hij de zaak kunnen negeren of eenvoudigweg berouw tonen en alleen zijn zonden belijden; of de mensen in de stad ervoor kozen om berouw te tonen, had hij volledig kunnen negeren. De koning van Nineve deed dit echter helemaal niet. Niet alleen stond hij op van zijn troon, trok hij het boetekleed met as aan, beleed hij zijn zonden voor Jehova God en toonde er berouw voor, hij beval ook alle mensen en vee binnen de stad om hetzelfde te doen. Hij beval zelfs het volk “krachtig God aan te roepen.” Door deze reeks daden volbracht de koning van Nineve werkelijk wat een heerser zou moeten doen; zijn reeks daden was moeilijk voor enige koning in de menselijke geschiedenis om te verwezenlijken en is ook door geen van hen verwezenlijkt. Deze daden kunnen ongekende ondernemingen in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze zijn het waard om door de mensheid zowel herdacht als nagevolgd te worden. Sinds de dageraad van de mens had elke koning zijn onderdanen ertoe gebracht zich te verzetten tegen God en zich tegen Hem te keren. Niemand had ooit zijn onderdanen ertoe gebracht God te smeken om verlossing van hun slechtheid, om Jehova Gods gratie te ontvangen en een dreigende straf te vermijden. De koning van Nineve was echter in staat om zijn onderdanen ertoe te brengen zich tot God te wenden, hun respectievelijke slechte wegen te verlaten en het geweld uit hun handen te laten varen. Bovendien was hij ook in staat om zijn troon opzij te zetten en in ruil daarvoor draaide Jehova God bij, kreeg spijt van Zijn toorn en trok deze in, waardoor de mensen van de stad konden overleven en voor vernietiging behoed werden. De daden van de koning kunnen alleen een zeldzaam wonder in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze kunnen zelfs een voorbeeld worden genoemd van een verdorven mensheid die haar zonden belijdt en berouw toont voor God.
God ziet het oprechte berouw diep in de harten van de Ninevieten
Na het horen van Gods verklaring voerden de koning van Nineve en zijn onderdanen een reeks handelingen uit. Wat is de aard van hun gedrag en daden? Met andere woorden, wat is de essentie van alles wat ze deden? Waarom deden ze wat ze deden? In Gods ogen hadden ze oprecht berouw getoond, niet alleen omdat ze God ernstig hadden gesmeekt en hun zonden voor Hem hadden beleden, maar ook omdat ze hun slechte gedrag hadden opgegeven. Ze handelden zo omdat ze na het horen van Gods woorden ongelofelijk bang waren en geloofden dat Hij zou doen wat Hij zei. Door te vasten, het boetekleed aan te trekken en in as te zitten, wilden ze hun bereidheid uiten om hun manier van doen te veranderen en zich van slechtheid te onthouden, om tot Jehova God te bidden om Zijn toorn te beteugelen, om Jehova God te smeken Zijn beslissing terug te trekken zowel als de ramp die op het punt stond hen te overkomen. Als we al hun gedrag onderzoeken, kunnen we zien dat ze al begrepen dat hun vorige slechte daden verfoeilijk waren in de ogen van Jehova God en dat ze begrepen waarom Hij hen binnenkort zou vernietigen. Om deze redenen wilden ze zich allemaal volledig bekeren, zich van hun verkeerde wegen afkeren en het geweld uit hun handen laten varen. Met andere woorden, zodra zij zich bewust werden van Jehova Gods verklaring, voelde ieder van hen angst in zijn hart; zij gingen niet langer door met hun slechte gedrag en ze gingen niet door met het begaan van die daden die Jehova God haatte. Bovendien smeekten ze Jehova God om hun zonden uit het verleden te vergeven en hen niet te behandelen naar hun daden uit het verleden. Ze waren bereid nooit meer kwaad te doen en te handelen volgens de aanwijzingen van Jehova God, zolang ze zich de woede van Jehova God maar nooit meer op de hals zouden halen. Hun berouw was oprecht en diep. Het kwam diep uit hun hart en was niet geveinsd, noch tijdelijk.
Toen het volk van Nineve, van de allerhoogste koning tot zijn onderdanen, ontdekte dat Jehova God boos op hen was, was elk van hun daden, en hun hele gedrag, evenals al hun beslissingen en keuzes, helder en duidelijk in de ogen van God. Gods hart veranderde naar aanleiding van hun gedrag. Wat was Gods gemoedstoestand op dat precieze moment? De Bijbel kan die vraag voor je beantwoorden. Zoals is vastgelegd in de Schrift: “God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit.” Hoewel God van gedachten veranderde, was er niets ingewikkelds aan Zijn gemoedstoestand. Hij ging gewoon van het uiten van Zijn toorn over op het kalmeren van Zijn toorn, en besloot toen de ramp niet aan de stad Nineve te voltrekken. De reden waarom Gods beslissing – om de Ninevieten te sparen voor de ramp – zo snel werd genomen, was dat God het hart van elke persoon in Nineve gadesloeg. Hij zag wat zij diep in hun hart voelden: hun oprechte belijdenis en berouw voor hun zonden, hun oprechte geloof in Hem, hun diepe gevoel dat hun slechte daden Zijn gezindheid woedend hadden gemaakt, en de daaruit voortvloeiende vrees voor Jehova’s dreigende straf. Tegelijkertijd hoorde Jehova God ook de gebeden vanuit het diepst van hun hart, hun smeekbeden om Zijn woede tegen hen te staken, zodat zij deze ramp zouden kunnen vermijden. Toen God al deze feiten opmerkte, verdween beetje bij beetje Zijn woede. Ongeacht hoe groot Zijn toorn eerder was geweest, toen Hij de oprechte bekering zag diep in de harten van deze mensen, werd Zijn hart hierdoor geraakt en daarom kon Hij het niet verdragen deze ramp over hen te laten komen en was Hij niet langer boos op hen. In plaats daarvan zette Hij Zijn genade en verdraagzaamheid jegens hen voort en bleef hen leiden en voor hen zorgen.
uit ‘Het Woord verschijnt in het vlees’
Aanbevolen voor jou: Hoe moet je bidden tot God
Reactie plaatsen
Reacties